Hallo! Hier wil ik graag een verhaal van mij openen, Gebroken Veren.
Graag krijg ik tips en natuurlijk zijn complimenten ook welkom. Ik schrijf veel, en wil hier ook echt wel een zekere toekomst mee creëren. Dit is enkel het begin van een langer verhaal, later zal ik stukje bij beetje het verhaal uitberreiden.
------------------------------
H1
‘Je wilt enkel wat goed voor jou is!’ hoor ik mijn vader zeggen. Ik zit boven op de laatste traptrede en luister aandachtig naar het gesprek dat mijn ouders voeren. ‘Ik wil wat voor ons allemaal het beste is.’ De deur staat op en kier en via die kier probeer ik het gesprek te volgen. ‘Dit, Anna. Dít is niet het beste.’ Mijn vader houdt een mobiel omhoog op een confronterende manier. ‘Hoelang doe je dat al?’ vraagt mijn moeder geschokt. ‘Hoelang zit jij al aan mijn spullen?’ Eerst had haar stem smekend geklonken, nu ontstak ook bij haar een woede. ‘Lang genoeg Anna, Lang genoeg.’ Ik werd er gek van, elke keer weer hoorde ik genoeg om me zorgen te maken. Maar nooit voldoende om te weten wat er gaande was. ‘Ga naar bed Julia!’ schreeuwt mijn vader naar boven terwijl hij de deur dicht slaat.
Er hangt een stilte over de tafel terwijl we ontbijten. Mam kijkt naar haar bord en pap kijkt naar mij. Mijn blik ontwijkt mijn ouders, deze dwaalt onrustig om hun heen. Wanneer er na drie minuten nog geen woord is gevallen schuif ik mijn bord iets van me af. Drie minuten lijken kort, maar in zo'n stilte, gaan ze tergend langzaam. ‘Vergeet de brief niet.’ zegt mijn vader wanneer ik van tafel ga. Rechts van mijn bord ligt een brief voor school. De inhoud weet ik niet, op het moment kan het me niet veel schelen. Ik grits hem van tafel en loop ermee naar mijn tas. Even later loop ik door de voortuin richting mijn fiets. Hier vind ik tot mijn verbazing nog een brief. Het is een kleine brief met mijn naam erop geschreven. Mompelend stop ik de brief in mijn jaszak en haal ik mijn fiets van het slot.
Langzaam fiets ik de bekende straten door. Zonder het bewust te doen neem ik de standaard weg, ik neem aan dat iedereen dat heeft. Dat wanneer je een weg elke dag weer aflegt, het uiteindelijk vanzelf gaat. Met die gedachte fiets ik verder, tot ik een stem achter me hoor. ‘Julia!’ ik kijk achterom om te zien wie het is die mijn naam roept. Liam, een verlegen jongen uit mijn mentorklas, fietst naar me toe. ‘Hee!’ antwoord ik. Liam trekt niet vaak zijn mond open, maar bij mij lijkt hij op zijn gemak. ‘Hoe staat het leven?’ vraagt hij wanneer hij op een rustig tempo met mij mee fietst. ‘Mwuah, ouders hebben ruzie’ Leg ik kortaf uit, op het moment heb ik geen behoefte het hierover te hebben. ‘Da’s rot’ Wanneer hij dit zegt vraag ik snel door, zodat hij niet te lang bij het onderwerp blijft hangen. ‘Met jou?’ Mijn fiets rammelt onder me, dit omdat de kettingkast iets loshangt. ‘Gaat wel goed eigenlijk, mijn broer is net terug uit Londen.’ Ik herinnerde me een gesprek over zijn broer. ‘Hij werkt daar, is het niet?’ vraag ik wanneer ik me niet alles kan herinneren. ‘Ja, bij een modeblad’ Liam klinkt vrolijk nu hij over zijn broer praat, iets wat mij doet denken aan mijn ouders. En de vrolijkheid die van ons gezin af druipt. Mijn fiets stuitert de drempel over, het schoolplein op.
Loom volg ik de Nederlandse les. Liam was op het schoolplein al snel in zijn stille ik vervallen, waardoor het gesprek ook snel ophield. Naast me zit Alise, een meisje waar ik ooit goede vrienden mee was. Toen de problemen thuis groter werden kroop ik langzaam mijn schelp weer in. Mijn vriendinnen vonden mij anders, niet langer de moeite waard. Ook Alise had afstand genomen. Nu heb ik alleen Jolieke nog als vriendin, ze volgt een natuurkundig profiel, waardoor we geen enkele les samen volgen. Alise krabbelt wat in haar schrift en schenkt mij verder geen aandacht. Het verbaast me telkens weer hoe een laatste lesuur zo lang lijkt te duren. Wanneer eindelijk de bel gaat, spring ik op van mijn stoel en raap mijn spullen bij elkaar. Met mijn rugzak over mijn schouder loop ik het lokaal uit, richting de kluis van Jolieke. Het is bij mij een gewoonte mijn boeken in de laatste pauze al te pakken, zodat ik direct naar Jolieke haar kluis kan. Het is maandag, elke maandag spreken we af, dat is gewoon zo. ‘Hee muts!’ roept haar opgewekte stem wanneer ze me al bij haar kluis ziet staan. ‘Ook hallo’ mompel ik chagrijnig, ze kijkt op met de ik-begrijp-het-al-blik en laat het verder rusten. Jolieke is het meest opgewekte persoon die ik ken, dat is altijd al zo geweest.
‘Ik pak even mijn spullen, dan kunnen we gaan.’ Terwijl ze dit zegt opent ze haar kluis en kijkt zoekend naar binnen. Ik herinner me de brief, die nog steeds in mijn jaszak zit verborgen.