Solo was opgelucht toen hij merkte dat de paarse draak geen aandacht meer aan hem besteedde. De twee bleven vechten en alles begon een beetje door elkaar te draaien voor Solo. Hij was zo moe. Hij hield zijn ogen open, maar alles was wazig. Hij sloot zijn ogen en viel meteen in een onrustige slaap
'Solo!' Hij hoorde de kreet van zijn zus van ver weg komen, alles leek in slow-motion. Opeens was het licht en stonden zijn vader en zus voor de ingang van hun grot. Even flitste er een zwaard door zijn gezichtsveld. Toen lagen zijn vader en zus daar. Dood. 'Vlucht, Solo!' hoorde hij de stem van zijn vader. 'Solo, vind een toekomst, ga weg, nu!' Toen werd alles een mengeling van vuur en geschreeuw. Het werd steeds erger en erger. 'Solo!" hoorde hij weer. Toen werd het opeens heel koud. De kou van de dood? Hij voelde wind en werd bijna weggeblazen. De groot werd weggeblazen, het geschreeuw, zijn zus zijn vader. Alles werd wit...
Solo schrok wakker. Het was wit. Het was een droom, gewoon een droom. Maar het was echt gebeurd. Niet precies zo, maar toch. Het was echt, niet alleen een droom. Het duurde een tijdje voor Solo's hartslag wat vertraagde. Hij hijgde. Zo ging het altijd, altijd als hij probeerde te slapen. De twee andere draken vochten nog steeds. Er was niet veel tijd voorbij gegaan. Hij legde zijn kop op zijn poten en probeerde aan leuke dingen te denken die niet met zijn familie te maken hadden, maar hij kon niks bedenken.
De brandende pijn in zijn zij was iets minder geworden, maar nu had hij het heel koud. Het leek wel een sneeuwstorm. Hij krulde zich zo klein mogelijk op en probeerde het vlak om hem heen windstil te maken. Het lukte een beetje, maar hij was te moe, te moe. Zijn ogen vielen weer dicht en hij droomde over alles en niks door elkaar.