Hanura likte haar lippen af, bij het idee dat ze vers eten zou krijgen. Ze liet dan ook niet lang op zich wachten en sprong met een grote boog van de kop van de draak af. Wachtend op het moment dat de gekleurde gestalte met eten terug zou komen, trippelde het jonge draakje tussen de dieren door, richting de waterkant. Daar boog ze zich voorover, haar roze tong het wateroppervlak laten rimpelen. Met grote, lepelende bewegingen van haar tong werkte ze slokken water naar binnen. Ver voorbij het punt dat de dorst niet langer de aandrijfkracht was, stopte ze pas. Ze keerde zich om en keek naar de vreemde wezens op de kant. Het groot en deels waren veerachtige wezens, op lange stelten hun stappen zetten. Nieuwsgierig door hen geworden, liep Hanura op haar hoede op de dieren nader. Op het laatste moment sprong ze naar voren. Krijsend vlogen de vogels weg, sommige angstig, andere geïrriteerd door hun verstoorde rust. Grijzend keek Hanura ze na. Daarna draaide ze zich om, trots naar de draak kijkend.