Fable werd wakker in een grot in een grote vulkaan. Gisteren was ze er naar binnen gevlogen om uit te rusten na een bevredigende dag. Ze rekte zich uit en de toppen van haar vleugels raakten de ruwe wanden van de grot. Ze liep naar buiten en de grot was het warm door de lava die vlak achter de muren stroomde en de kou van buiten voelde nog ijziger. Ze liet haar stekels opgloeien en de sneeuw op het platform smolt tot een klein plasje. Ze likte het op.
Fable's maag knorde. Ze had honger, maar heel veel eten liep er niet rond, hoog in de bergen. Ze vloog wat rond tot ze een paar berggeiten zag. Fable naderde ze geruisloos. Toen ze recht boven ze vloog liet ze zich vallen en haar vlijmscherpe stekels doorboorden een van de dieren. De rest stoof er in paniek vandoor. Ze duwden en trapten elkaar de diepte in om weg te komen. Fable schoot de poten van enkelen an hen poten vol kleine pijltjes, de poten zou ze toch niet opeten, waardoor de dieren vielen. Enkelen stortten van de richel af de diepte in. Anderen kermden van pijn. Ze probeerden op te staan, maar zakten door hun zwaargewonde poten. Fable at het eerste beest, waar ze zich op had laten vallen, in een paar happen op. Toen liep ze met een valse grijns naar het volgende slachtoffer. Toen het dier haar zag probeerde het zich van haar weg te slepen, maar Fable hakte zonder genade zijn poten eraf. De berggeit mekkerde angstig. Fable at hem net zo snel op als de eerste. Ze at er nog twee, ze had echt honger, en omdat ze in een 'aardige' bui was kieperde ze de rest van de richel af, in plaats van ze langer te laten lijden. Ze vloog een eindje verder om op een groter plateau uit te rusten.