Een beetje snuffelend over de grond liep hij rustig door het bos. Het bos was een fijne plek, vond hij, hij kon er een beetje nadenken. Zachtjes sloeg hij even met zijn vleugels en kwam zo een stukje omhoog om onder zijn poten te kijken. Gewoon voor de lol. Daar liep een muisje. Heel onschuldig en heel langzaam zonder haast. Misery gromde heel zachtjes. Maar de muis hoorde het en schoot weg. Hij schudde zijn kop. Een muis was het niet waard om te achtervolgen. Waren er nergens andere beesten die hij de stuipen op het lijf kon jagen? Hij liet zich weer zakken en liep verder. Een onbekende geur drong zijn neus binnen. Een lage grom verliet zijn keel, dit wezen hoorde hier niet. Het was geen dier. Hij kon nog niet goed het verschil tussen mensen en draken van buiten NW ruiken. Langzaam sloop hij op de geur af. Hij was dan niet zo oud, maar hij was al aardig groot en zag er niet erg lief uit. 'Wie... wie is daar?' hoorde hij een zacht en angstig stemmetje vragen. Een mens dus. Een grijns verscheen op zijn gezicht en hij versnelde een beetje. Naarmate hij dichterbij kwam, begon hij dreigend te snuiven en zacht te grommen. Met een tot spleetjes geknepen ogen kwam hij in het zicht van het meisje dat bang voor hem stond. 'Een hele, enge draak.' zei hij laag.