Misschien vijf minuten geleden was het, dat ze van de rots was gesprongen en richting de bossen vloog. Ondertussen kon ze de grote groene vlek al zien. Een combinatie van donker en lichtgroen, bruin, geel en rood. Sommige bomen bleven groen, anderen begonnen prachtige herfstkleuren te vertonen, om hun bladeren aan het einde van de herfst te verliezen. Het bos vond ze altijd prachtig in de herfst. De geuren en kleuren om haar heen maakten haar rustig en ze was er nooit uitgekeken. Alle beestjes die er rondkropen, konden haar eindeloos fascineren. Ze zuchtte. Intussen was ze zo goed als boven het bos en zocht ze naar een landingsplaats. Divya was niet zo groot, dus moeilijk om er een te vinden was het niet. Soepel liet ze zich door de nog wat natte bladeren naar beneden glijden. De regendruppels gleden over haar veren naar de grond om daar uit een te spatten. Een glimlach verscheen. Niet ver bij haar vandaan hoorde ze zacht gerinkel van bellen. De witte draak draaide haar kop om te luisteren waar het vandaan kwam. Ze snoof en rook de geur van mensen. Nieuwsgierig liep ze op de geur en het geluid af. Naarmate ze dichterbij kwam, begonnen de belletjes harder te rinkelen. Aan de ene kant maakte het haar een beetje bang, maar het wekte ook haar nieuwsgierigheid en dat maakte dat ze doorliep. Het waren er immers niet veel. Daar moest ze toch wel tegenop kunnen? Terwijl ze haar pas versnelde, liep ze verder. Niet veel later zag ze tussen de takken door drie mensen. Een ervan, een meisje, zat op een stronk. Ze zag er moe uit, De andere twee waren jongens en stonden beiden. De oudste was duidelijk net aangekomen. Nieuwsgierig over wat ze bespraken, hield ze zich nog even verborgen.