Haar rustige maar krachtige vleugelslagen veroorzaakten sterke windvlagen, waardoor de donkere wolken onder haar leken te bewegen. Koele, heldere kleuren die scherp afstaken tegen een verblindende hemel, ijs tegenover vuur. Haar vleugels bewogen langzaam, met het delicate patroon van aderen, en ze was zo sterk dat iedere vleugelslag een wervelwind van stof en as veroorzaakte op de grond beneden haar. Haar lichaam glinsterde als een oceaan in het maanlicht en over haar huid liepen schitteringen van blauw en kleuren waar niet eens een naam voor bestond. Haar vleugels leken op platen blauw zeeijs en ze verkoelden de rokerige wind met iedere vleugelslag. Ze gleed door de giftige, zwavelrijke lucht als een zeehond door water en liet kolkende, zwarte wolken achter. Langzaam liet ze zich uit het wolkendek vallen en vloog ze laag onder de hete rook door over de krater, waar in het binnenste gedeelte van de krater vreemde tekens waren afgebeeld. De tekens trokken haar aandacht toen ze oplichtten en een vreemde gloed verkregen, hoewel het binnenin de krater schemerig tot donker was.
Ze kantelde naar rechts en zweefde een paar cirkeltjes boven de oude vulkaan, tot ze besloten had dat het veilig genoeg was voor een draak om te landen, en ze de grote krater enterde. De hete lucht die in de vulkaan aanwezig was had haar organen verschroeit als ze een ongetrainde draak was, en de giftige dampen die van diep binnenin de vulkaan kwamen zorgden ervoor dat ze moeite kreeg met ademen. Enkele seconden nadat ze geland was op de ondergrond met de rare tekens erop afgebeeld hapte ze verwoed naar adem, en kreeg ze de hete, giftige damp binnen. Ze wist zich echter al snel aan te passen, wat haar een kans gaf om de tekens te bekijken.
Het lage geluid dat de vleugels van een draak maakte wanneer er eenmaal een hoge druk op stond deed haar opkijken, en toen haar ijsblauwe ogen door de smalle opening keek zag ze net het puntje van de wildvreemde draak verdwijnen. Ze sloot haar ogen even om zich te concentreren en stootte daarna een kreet uit die zo hard was, dat geen enkel levend wezen hem kon missen. Hij galmde door de krater heen naar de kolkende wolken erboven, en ze wist dat de draak haar gehoord had. De vulkaan onder haar rommelde voor enkele seconden en de stukjes puimsteen onder haar klauwachtige voeten leken zich bij wijze van spreken een beetje te verplaatsen, waardoor ze twijfelde of ze de draak niet onterecht in gevaar bracht door hem/haar te roepen. Toen de vulkaan weer wat kalmeerde zuchtte ze diep uit, waardoor er kleine stofwolkjes ontstonden, waarna ze naar de draak keek die weer tevoorschijn was gekomen.