Sinda landde naast de rivier. Ze begon te drinken. Toen zag ze een vis. Het was zo'n prachtige glanzende heerlijke grote, met zilverachtige schubben. Sinda zette een stap naar voren, strekte haar nek, bijna, 'Waarhg!' Ze tuimelde in het water. Ze spartelde en zwom, maar ze was een kleine draak en de stroming was te sterk. In de stroom werd ze alle kanten op geduwd. Haar vleugels sloegen de verkeerde kant op dubbel. Ze grauwde. Uitgeput wist ze zich op een kleine steen te werken. Wat nu? Haar vleugels waren gekneusd en Ze kon niet naar de kant zwemmen. Er moest hulp komen. Ze brulde om hulp. Sinda bleef brullen. Steeds zachter en zachter. Ze was uitgeput, maar ze mócht niet in slaap vallen. Ze brulde nog één keer. Toen viel ze opnieuw in het stromende water...