De sterren fonkelde hoog aan de donkere hemel waarvoor Viva altijd zoveel bewondering voor had.
Een schim vloog erdoorheen, wie of wat het was was niet moeilijk te raden.
Viva vloog altijd al graag boven het meer, vooral nadat ze die wolf had geholpen,
niet zomaar een wolf, maar Luna. Luna was altijd al haar beste vriendin geweest,
en haar pleegzusje, eigenlijk was Viva háár pleegzusje.
Een zucht in de vorm van een wolkje kwam uit haar muil, nooit meer zou het hetzelfde worden.
Opeens glinsterde er iets in het water, of het de maan was wist ze niet, maar het maakte haar nieuwschierig.
Ze dook in het water en de tijd leek stil te staan, een glimlach verscheen op haar gezicht.
Dit was de plek, de plek waar alle wezens hun kracht vandaan haalden, waar iedereen zich mee voedde.
Ze kwam er snel weer uit en niemand had haar gezien, toen ging ze op de kant zitten en gaf een luidde brul door de nachtelijke hemel.