Diep in het bos schreeuwde hij het uit, maar iedereen uit het dorp zou het kunnen horen. Het afgrijselijke geschreeuw van pijn en lijden dat door merg en been ging. Vogels vlogen kwetterend op, geschrokken door deze kreet. De dorpelingen zouden zich wel afvragen wat daar aan de hand was, maar ze waren te bang om te kijken. Een paar kilometers verderop viel zijn huid van zijn lijf alsof het veren waren. Dwarrelend vielen ze op de grond en verdwenen. Het had er misschien mooi uitgezien, alle veren die uit elkaar spatte in druppeltjes en de jongen die er midden instond. Maar dat was het niet, niet voor hem. Voor hem voelde het, alsof zijn lijf en leden uit elkaar getrokken werden. Alsof hij werd uitgerekt en dan in een veels te kleine ruimte gepropt. Alles deed je zeer tijdens zo'n transformatie, maar toch gaf hij alles voor dat ene moment. De tijd dat hij geen klauwen had en tanden zo scherp dat een mensenbot eerder een irritante splinter was. Niet continue het gevoel van bloeddorstigheid en haat. Het verlangen om bloed te zien, en te proeven. Zijn binnenste gruwde van zijn daden maar als hij eenmaal weer de gladde huid en manen had kon hij wel brullen en janken van vreugde als zijn witte huid weer besmeurd was met het kleverige rode bloed. Zo vreemd en zo heerlijk. De jongen trilde van top tot teen. Zijn schouders schokte. De grond onder hem werd bevochtigt door de tranen die van zijn neus liepen. In stilte huilde hij, alleen tussen de bomen. Alleen en veilig.
Het duurde even voordat hij uitgesnikt was en hij zijn hoofd weer helder voor geest had. Zijn olijfkleurige ogen zochten een begaanbare weg door het donker heen. Hij wist dat er een dorp was niet ver van hem vandaan, hij had het gezien toen hij erover heen was gevlogen. De reden dat hij niet gewoon was geland en veranderd was voor de reactie, maar ook de veiligheid van de dorpelingen. Het was niet de eerste keer dat hij mens en huis verwoeste tijdens een verandering, de pijn was zo hevig dat hij zijn frustratie en uiting kwijt was. Vandaag waren er weer een paar bomen gesneuveld onder zijn tirannie. Het was de enige manier om veilig te veranderen, zelf wou hij de pijn wel doorstaan, maar niet om iemands anders leven. Tussen de donkere schaduwen van de bomen door zag hij het flakkerende licht van de huizen. Zijn maag rommelde zachtjes. Hij legde zijn hand op zijn buik terwijl de ander tastend voor zich uit stond. Het vlees dat hij als draak op had gegeten was weggetrokken uit het zijne. Snel wat warms eten dus. Zijn hand gleed vanaf zijn buik naar zijn broek en zochten rond in zijn zakken. Zijn vingertoppen voelde het koele metaal tegen zijn zachte huid. Dat was vast wel genoeg voor een maaltijd.
Nog steeds wat trillerig bereikte Haku de herberg. Hij duwde de houten deur open en het gelach van mannen verwelkomde hem hartelijk. Het was heerlijk warm door het knapperende haardvuur in de hoek. Er werd gelachen, gezongen en gedronken. Mannen die weddenschap afsloten of een wit voetje probeerde te halen bij die ene leuke vrouw. Ondanks zijn eigen zwarte gedachten en geweten kon hij een glimlach niet onderdrukken, er was hier te veel gezelligheid. In een rustig hoekje liet hij zich vallen en maakte het zich geriefelijk. De waard kwam al snel bij hem langs om zijn nieuwe klant te verwelkomen. Snel bestelde hij een warme hap met een glas verdunde wijn. Zo snel als hij zijn bestelling had gedaan kwam het ook op zijn tafel. Hongerig stortte hij zich op het brood en de aardappels die op zijn bord lagen, samen met wat groente en fruit. Vlees had hij niet genomen, de gedachten eraan maakte hem ziek. In beslag genomen door zijn voedsel werd hij een beetje gefrustreerd toen iemand hem op zijn schouders tikten. Wie wou hem nou spreken?
[Liefst mensen :3]